Waalkade
Op het zuidelijk landhoofd van de spoorbrug hijsen schilders zich in hun tuig en grijnzen zich de dag door. De trein uit Arnhem nadert, hij kruipt de stad in, rommelt door mijn botten. Een schip vaart langs, dicht aan de wal. Waar steen aan water raakt, stad aan rivier klappen de golven tegen de kant, breken de kade op, de tijd likt aan haar flank. In de beschutting van de brug spreekt iemand hardop het water toe. Ben ik het zelf? Je mag ook schreeuwen. Meeuwen pikken de woorden aan en scheren over de winterbreedte. Het water blijft terwijl het gaat. |
foto: Gérard Schoth
|
In 2019 maakte componist Theo Hoek van het gedicht Waalkade een lied. |