Als zij is
preparaat 115 De dode baby is een meisje uit mijn geboortejaar. Ze staat te slapen op sterk water. Ondanks haar glazen kooi schijnt ze vrij zo zweef je zelden als je leeft. Dat ik een baby was met in mijn wangen witte kwabjes zodat ik zuigen kon zoveel ik wou leert zij me, ze toont de kwabjes lichaampjes in louter kleine lichamen. Gewikkeld in pluizig hersenvlies en roze lapjes spier, de huid een jasje half uitgetrokken is ze bereid om lang de blikken van bezoekers te weerstaan. Schoon als zij is wint ze in tijd naast haar blijf ik als oudste een beginneling. Ze lijkt zo af en zo gewoon haar vlees gebleven is altijd hier is wat ik zie: een bedachtzaam meisje. |
Stokgooier en lezer
Arm als de grond, met rondom het zuigend moeras van ziekte geen grond was zo arm als ziekte en daarin kwam hij en las. Gericht in zichzelf bracht hij zich voort hij vocht om de letter. Hij was een lezer. Wie was hij zonder. Wat was hij geworden. Hij las bij zwak licht. Die duistere kamers, dat huis met het ijzige trapgat en de ijzeren spiegel de stinkende plee liever het veld hij hield van een stok die hij vond sneed, sloeg, joeg zie hem zwiepen en klieven. Kracht! De zijne! Een stok is een bliksem droog en donker geloof in het ongewone. Dat was het wonder. Hij was een stokgooier en een lezer. |